· 

Mijn vorige boek

Ik speel al een tijdje met de gedachte: af en toe een stukje schrijven op mijn site over dagelijkse dingen die mij bezig houden. Een blog gaan bijhouden dus. Nou ben ik zelf niet zo’n bloglezer. Ik ben meestal niet geïnteresseerd in wat bekende en minder bekende Nederlanders eten, doen of vinden. De persoon van een schrijver vind ik over het algemeen niet zo boeiend, hoe mooi sommige boeken ook zijn. Ik houd ook niet van stellige stukjes over de toestand in de wereld, de politiek, de crisis. Ik weet meer niet dan wel, ik houd van twijfel, van zoeken en vragen. Van stellingen word ik vaak nerveus.

 

Zo’n soort blog gaat dit dus niet worden. Mijn voornemen is om lezers die de moeite nemen op mijn site te kijken, af en toe een stukje voor te leggen over mijn mijmeringen over actuele gebeurtenissen, over zaken die mij opvallen of intrigeren. Kleine zoektochten, meanderend door de vragen die ik mij dagelijks stel. En die ik best wil delen, hoewel ik mij meteen afvraag of er iemand zit te wachten op mijn ontdekkingsreizen via het woord. Ik hoef het antwoord niet vooruit te weten, we zullen zien.

 

Wat mij op het moment bezighoudt is de wirwar aan gevoelens die het verschijnen van mijn tweede roman: Zeevonk, bij mij oproept. Bij mijn debuut: Parnassia, was alles anders. De verwachtingen waren goed, maar meer ook niet. Mijn uitgever vertelde dat als ik 8000 exemplaren verkocht, ik een zeer succesvolle debutant zou zijn. Het werden er meer dan 75.000 en Parnassia ligt nog steeds in de meeste boekhandels. Het voelt als een klein wonder. Niet omdat ik niet hard gewerkt heb aan dat boek, maar omdat het boek relatief weinig aandacht in de pers heeft gehad. Waarmee de macht van de lezer opnieuw bewezen is: Parnassia zegde zich voort via de lezers. Naast het enorme verkochte aantal boeken, weet ik zeker dat het ook nog eens honderden of meer keren uitgeleend is. En dan heb ik het nog niet eens over de bibliotheken. Veel van die lezers meldden mij dat ze uitkeken naar een volgende roman. Die ligt er nu dus. En alles is anders dan in 2010.

 

Peter Buwalda vertelde in de Frans Kellendonklezing die hij kort geleden uitsprak, over zijn ervaringen als zeer succesvolle debutant. Ik kan mij bij lange na niet met hem meten, maar herkende wel veel in wat hij beschreef over het contract dat de lezer onmiddellijk met de schrijver lijkt te sluiten als een roman gewaardeerd wordt: de volgende moet net zo goed, leesbaar, indrukwekkend, ontroerend of schokkend zijn. Waag het niet om een andere vorm, een andere stijl of toon te kiezen. De lezer zal je ongenadig afstraffen.

 

Buwalda vertelt dat hij zich aanvankelijk niet wenste te plooien naar de verwachtingen van al zijn lezers, koppig werkte aan een idee dat ongetwijfeld minder aan zou slaan dan Bonita Avenue. Maar tenslotte zwichtte hij voor een ander idee. Nog steeds het zijne, nog steeds bij hem passend, maar ook dichter bij zijn eerste roman en dus waarschijnlijk dichter bij zijn vers opgebouwde lezerspubliek. Ik herken zijn worsteling. Bij mij heeft het niet geresulteerd in een andere roman dan die ik meteen na Parnassia (en eigenlijk daarvoor al) ben gaan schrijven. Maar wel in het gevoel dat duizenden meelazen terwijl ik schreef, dat ik voortdurend een gordijn moest schuiven tussen mij en al die ogen, meningen en verwachtingen. Dat ik iedere dag opnieuw mijzelf toestemming moest geven om te schrijven wat ík wilde schrijven en niet wat de lezer wil lezen.
En dat heb ik gedaan. Zeevonk ligt in grote stapels in de boekhandels. De eerste reacties van boekhandelaren en lezers zijn positief. De media besteden opnieuw niet bijzonder veel aandacht aan deze roman. Ik hoop dat de macht van de lezers ook deze keer weer in mijn voordeel zal werken.
Debuteren is spannend, leuk en ook hard werken. Nadat bleek dat Parnassia bij velen in goede aarde viel kreeg ik tientallen uitnodigingen om lezingen te geven overal in het land. Ik nam ze allemaal aan. Zo kregen meer dan duizend van mijn lezers een gezicht. Velen deelden hun eigen ervaring met mij. Er waren vaak ontroerende momenten tijdens het gesprek dat in en na de pauze plaatsvindt. Het hielp mij tijdens het schrijven van mijn tweede roman om de ogen die over mijn schouder meelazen ook als liefdevolle en aanmoedigende ogen te zien.
Optredens, interviews, mails en brieven: het leidt allemaal af van het schrijven. Ilja Leonard Pfeijffer zegt daarover in een recent interview over schrijverschap in dagblad Trouw: ‘Kijk, ik praat graag over mijn laatste boek, maak er tijd voor vrij, maar intussen moet ik niet vergeten dat ik weer moet werken aan een nieuw boek.’ Zijn advies aan beginnende schrijvers is dan ook dat ze zich niet te veel moeten laten afleiden door alle uiterlijke verplichtingen maar gewoon door moeten schrijven. ‘Nooit stoppen.’
Ook dat is wat ik heb gedaan. Doorschrijven. Af en toe een essay publiceren, werken aan Zeevonk. En dat is wat ik nu ook doe. Mijn lezers lezen nu Zeevonk. Ik werk aan een nieuwe roman.
Om met Pfeijffer te spreken: ‘Natuurlijk ben ik aan een volgende roman bezig. Voor mij is dit al bijna mijn vorige boek.’