Jarenlang coachte ik mensen met stress gerelateerde klachten of een burn-out. De balans tussen rennen en rusten (her)vinden, adempauzes inlassen, op tijd ontspannen; in theorie weet ik er alles van af.
Ik ben bijna 53. Als scholier, als student, als werknemer als ZZP-er, als moeder, als mantelzorger, als vrijwilliger; welke rol ik ook vervul, vroeg of laat loop ik in de valkuil die overbelasting heet. Hoewel ik met het klimmen der jaren heus wel iets geleerd heb, wil mijn hoofd nog altijd sneller en meer dan mijn lijf.
‘Het lichaam heeft altijd gelijk,’ was mijn slogan, als de mensen die ik begeleidde klaagden over hoofdpijn, rugpijn of hartklachten. ‘Het schreeuwt om het veranderen van je levenswijze.’
Vanaf het moment dat het lukte van schrijven mijn beroep te maken verkeerde ik in de veronderstelling dat doen wat ik het liefste doe mij zou beschermen tegen overbelasting. Dat blijkt een illusie. Mijn hoofd wil nog altijd sneller dan mijn lijf aankan, ook als het om het schrijven van boeken gaat.
Ergens in het afgelopen voorjaar, – was het toen de krokussen bloeiden, toen de knoppen van de magnolia openbraken? Was het toen de avonden tot na elven nog licht leken te geven, de nachten te warm werden om te slapen?- bekroop mij het verlangen om niets meer te hoeven, weg te kruipen in een hol onder de grond. Een mij bekende heimwee naar verzorging in een ziekenhuisbed, naar zo ziek zijn dat ik alles uit handen zou mogen geven, deed wel een alarmbel rinkelen, maar de zomervakantie zou verlichting geven, zo stelde ik mijzelf gerust.
En inderdaad: een paar weken Italië, veel zon, veel rust, het was heerlijk. Alleen mijn rechterarm bleef pijnlijk en tintelend, het verlangen naar een groot niets, was na de vakantie nog net zo groot. Gelukkig stond er een schrijfweek gepland. Een week voor mij en mijn roman in wording in een hutje op de hei. Alle aandacht voor het verhaal dat ik schrijf, geen zorgen, geen huishouden, geen sociale verplichtingen. Een paradijs dacht ik.
Dat was het ook. Voor mijn gedachten, mijn ziel, mijn creativiteit, voor mijn ogen – de omgeving was adembenemend mooi-, maar niet voor mijn lijf. Tien uur per dag schrijven –lees typen op de laptop-, ik had er de concentratie voor, de ideeën, het enthousiasme en het doorzettingsvermogen. Maar mijn nek, schouders en armen konden dat tempo niet aan. Ik werd al snel gestraft met felle pijn in mijn schouder en arm. Niet lang daarna verloor ik het gevoel in mijn wijs- en middelvinger. Bij thuiskomst wachtten mij slapelozen nachten en dagen vol wanhoop over de pijn die alles overheerste. De neuroloog constateerde een nekhernia bij wervel C7.
‘Wie niet luisteren wil moet voelen,’ zei mijn moeder vroeger. ‘Als het kalf verdronken is dempt men de put.’ ‘Berouw komt na de zonde.’ Het Nederlands kent talloze gezegden en spreekwoorden die toepasselijk zijn op mijn situatie. Eindelijk heb ik het zit/sta bureau aangeschaft waar ik al jaren van droomde. Eindelijk heb ik een goed verstelbare bureaustoel in plaats van de oude eetkamerstoel die nu eenmaal zo gezellig stond in mijn werkkamer. Eindelijk heb ik ergonomisch advies aangevraagd. Eindelijk plan ik mijn agenda heel veel uren van rust, maak ik tijd om te wandelen en oefeningen te doen. Eindelijk heb ik een aantal vrijwilligerstaken af gestoten die me al een tijdje te veel waren. Eindelijk zeg ik nee tegen sociale en werk ”verplichtingen” die te ver weg en op een te laat tijdstip op de dag plaatsvinden.
Een nekhernia verdwijnt meestal vanzelf na gemiddeld zes maanden. Om een gewoonte te veranderen hebben we honderd dagen nodig. Ik ben een langzame leerling, ik hang aan gewoontes.
En zie: ik krijg zomaar honderdtachtig dagen om te leren cadeau. Wat een wijs lichaam heb ik. Ik hoop het niet meer te vergeten.